Recensie Deltastichting

De Kwantumsprong: de wet breken, om recht te halen.

De Kwantumsprong van BRECHT ARNAERT is een dun boekje van 82 pagina's waarin de auteur nadenkt over de huidige communautaire discussie en hij die vanuit een filosofisch oogpunt wil beslechten. Daarvoor maakt hij met name gebruik van AYN RAND, die hij zijn favoriete filosofe noemt. Hij gebruikte deze inspiratiebron om op zoek te gaan naar wie écht gelijk heeft in het conflict. Daarenboven stelt hij zich de vraag of het überhaupt mogelijk is om tot een compromis te komen. Uiteindelijk besluit de auteur met een oplossing voor het conflict dat gebaseerd is op de stelling, dat zolang de Vlamingen zich aan de wet houden, zij blijvend onrecht zullen ervaren. Daarom, concludeert hij, moeten zij een sprong wagen, een kwantumsprong.

BRECHT ARNAERT, de auteur van het boek, studeerde Bestuurskunde en Publiek Management aan de Hogeschool Gent. Tot voor kort was hij werkzaam in het federaal parlement bij de N-VA-fractie.

 

Op zoek naar de objectieve waarheid
Om duidelijkheid in de discussie te verschaffen gaat ARNAERT van start met het uitklaren van een aantal termen. Hierbij grijpt hij terug naar AYN RAND en haar objectivistische filosofie. Met die filosofie, die stelt dat het denken niet subjectief is, omdat het volgens vaste regels verloopt die axiomatisch zijn, gaat zij radicaal in tegen de filosofie van IMMANUEL KANT. KANT maakte volgens haar een grote fout door het "Ding An Sich" te onderscheiden van het "Ding für Mich". Hiermee nam hij alle mogelijkheid weg om een door iedereen gedeelde visie op de werkelijkheid te hebben. Als er een onoverbrugbare kloof tussen de werkelijkheid en de conceptie ervan bestaat, dan bestaan er zoveel voorstellingen van de werkelijkheid als er mensen bestaan. Dat is inderdaad een problematische vaststelling die weinig hoop biedt op homogene – en dus levensvatbare – samenlevingen. Bovendien, en dat is belangrijk voor dit boek, is het gevolg dat er dan geen gelijk meer kan gehaald worden. Ieder heeft immers een eigen opinie, zijn eigen gelijk. AYN RAND heeft de moed om tegen die "nihilistische" filosofie in te gaan en meent dat dé waarheid wel bestaat. ARNAERT schrijft dat de oplossing die zijn favoriete filosofe geeft voor het probleem van de dichotomie tussen werkelijkheid en onze voorstelling ervan "verraderlijk eenvoudig" lijkt. De oplossing die RAND biedt is namelijk dat het bestaan eerst komt, nog voor het bewustzijn. Omgekeerd is niet mogelijk. Het is namelijk onmogelijk dat er niets bestaat, maar wel een bewustzijn. Vervolgens schrijft ARNAERT: "we zijn dus zeker dat de wereld bestaat, nog voor er maar sprake is van zelfs het kleinste bewustzijn. Op deze rotsvaste zekerheid kan elke verdere kennis worden opgebouwd." Hier maakt hij echter een denkfout. Er kan inderdaad geen bewustzijn zijn, zonder bestaan. Maar daarmee is enkel gezegd dat er inderdaad een bewustzijn is, dat voortvloeit uit een bestaan. Er wordt daarmee niet bewezen dat wat dat bewustzijn buiten het eigen bestaan ervaart, ook bestaat. Maar daarmee hebben we nog geen vaste grond onder de voeten waarmee een brug naar de werkelijkheid gemaakt kan worden. Helaas. Enkel het eigen bestaan is bewezen, maar niet het bestaan van alles wat jou omgeeft. Er is dus zeker niet bewezen dat hoe een ander de werkelijkheid voorstelt hetzelfde is zoals jij dat doet. Zo is nog steeds ieders mening een opinie zoals een ander en kent ieder zijn eigen gelijk. De oplossing die RAND bood bleek dus inderdaad "verraderlijk eenvoudig" te zijn.

Desondanks doet dit niet per se iets af aan wat nog in het boek volgt. Enkel is wat ARNAERT als objectieve waarheid naar voor wil brengen niet langer een objectieve waarheid, maar wordt zijn boek teruggebracht tot zijn subjectief standpunt. Maar aangezien nog nooit in de ganse geschiedenis van de Westerse filosofie iemand erin geslaagd is om een objectief verifieerbare waarheid te poneren, hoeft ARNAERT daar niet al te treurig om te zijn.

 

Bedrog van het compromis
Vervolgens wil ARNAERT aan de hand van door RAND gedefinieerde concepten enige duidelijkheid in het debat verschaffen. Zo introduceert hij de definitie die RAND aan het begrip 'compromis' geeft: "Een compromis is een aanpassing van conflicterende claims door wederzijdse toegevingen op basis van een gedeeld principe". ARNAERT maakt aan de hand van een voorbeeld duidelijk wat dit in de praktijk wil zeggen. "Zo kan men bvb. zijn woning proberen te verkopen tegen een bepaalde prijs. (…) Mocht de koper bvb. uitgaan van het principe dat men zich een woning kan toe-eigenen door de bewoners eruit te jagen, dan is er geen ruil, maar dwang. Dat is een heel ander principe. (…) Een compromis is dus niet zomaar elke wederzijdse toegeving, maar een toenadering die zich binnen een vooraf overeengekomen principieel kader afspeelt. Binnen een principe kan er dus ruil zijn, tussen principes niet; ofwel overheerst het ene principe, ofwel het andere." De auteur neemt deze aanloop om aan te tonen dat in het communautaire conflict in België het niet mogelijk is om tot een compromis te komen, omdat de partijen die tegenover elkaar staan van verschillende principes vertrekken.

 

Solidariteit versus verantwoordelijkheid?
De campagneslogans van de twee grote overwinnaars van de verkiezingen van 13 juni 2010 plaatst ARNAERT tegenover elkaar: "Nu durven veranderen" van N-VA versus "Un pays stable. Des emplois durables" van de PS. Eerst stelt ARNAERT dat men zou kunnen proberen een compromis te vinden tussen beide standpunten die uit deze slogans kunnen worden afgeleid, met name respectievelijk "iets veranderen" en "niets veranderen". De tussenweg bestaat erin dat de ene partij wat minder moet willen veranderen en de andere wat meer. Maar, zo stelt hij verder, als we de definitie van het concept 'compromis' toepassen, dan zien we dat dit onmogelijk is omdat het om een strijd over de principes zelf gaat. Vervolgens heeft hij het over de financiering van de staat. Terwijl de N-VA meer responsabilisering van de regionale overheden bepleitte, wilde de PS dat niemand armer zou worden. ARNAERT meent dat de twee principes "in hun natuur" onverzoenbaar zijn: "De N-VA poneert verantwoordelijkheid als eerste axioma, en ziet solidariteit als een afgeleide waarde. De PS ziet solidariteit als primaire waarde van het samenleven. Verantwoordelijkheid komt bij haar maar op de tweede plaats."

Om het fundamentele gelijk te achterhalen, tracht ARNAERT te bekijken welke van de twee partijen een foute redenering volgt. Contradicties vindt hij vooral in het Franstalige discours. Omdat je geen solidariteit zonder verantwoordelijkheid kan hebben, maar wel omgekeerd. Zo zegt hij dat zelfs wanneer iedereen goedhartig en solidair wil zijn, er nog eerst iets geproduceerd moet worden om überhaupt solidair te kunnen zijn: "consumptie komt na productie. Wie het anders beweert, neemt eigenlijk aan dat je een taart kunt verdelen nog voor je ze hebt gebakken." Hieruit leidt hij af dat de Vlamingen fundamenteel gelijk hebben en de Franstaligen niet. Hier hoort echter een grote 'maar' bij.

ARNAERT vertrekt van de N-VA-slogan "Nu durven veranderen" en leidt daaruit correct af dat N-VA 'iets' wil veranderen; en met name de verschuiving van de verantwoordelijkheid over bepaalde bevoegdheden van de federale staat naar de deelstaten. Als het om 'verantwoordelijkheid' gaat, dan gaat het bij N-VA dus om de vraag wie (welke overheid op welk niveau) verantwoordelijk is voor een bepaalde bevoegdheid of, zoals ARNAERT stelt, om de responsabilisering van de deelstaten. Daarmee wil deze partij dat de deelstaten in de toekomst meer autonomie/zelfbestuur verwerven met de bijhorende voor- en nadelen. De deelstaten zijn dan verantwoordelijk voor het eigen beleid. Daarmee zegt N-VA niet dat de Franstaligen (of Vlamingen) een bepaald – in haar ogen verantwoordelijk (en dit is een tweede betekenis van het begrip 'verantwoordelijkheid') - beleid moet voeren. In principe kunnen de Franstaligen gerust aan een op socialistische leest geschoeide belastingverspilling blijven doen; ze zullen er tenminste zelf verantwoordelijk voor zijn. Met andere woorden zullen de Franstaligen dan zelf het verschil moeten bijpassen. In die zin zullen zij mogelijk 'geresponsabiliseerd' worden door het besef dat het door hen gevoerde beleid geen goedkoop beleid is.

Als je 'verantwoordelijkheid' definieert als 'verantwoordelijk beleid dat produceert' dan geldt wat ARNAERT stelt: eerst verantwoordelijkheid en dan solidariteit. Maar daarover ging het bij beide blijkbaar partijen niet. Als we bij de partijslogans blijven, dan zien we dat solidariteit en verantwoordelijkheid als geen (bevoegdheids-)verandering en veel (bevoegdheids-)verandering vertaald moeten worden. ARNAERT had die hele (foutieve) omweg niet moeten maken en inzien dat de eisen van de beide partijen wel op één as geplaatst kunnen worden, zoals zijn voorbeeld van ruil bij de verkoop van een huis. De verkoper wil daar veel geld ontvangen en de koper niet te veel geld betalen. In de communautaire discussie wil de N-VA veel bevoegdheden voor de deelstaten en de PS net niet. Als in zijn voorbeeld een compromis mogelijk is (ergens tussen koop- en verkoopprijs) dan is dat ook mogelijk in de communautaire discussie (ergens tussen veel meer bevoegdheden voor de deelstaten en het status-quo). Maar bij de verkoop van een huis houdt de verkoper een minimumprijs in het achterhoofd en de koper een maximumprijs. Wanneer deze te sterk van elkaar verschillen moet ofwel één van de partijen van zijn standpunt (veel ontvangen versus weinig betalen) afwijken ofwel komt er geen compromis. In de communautaire discussie is dat niet anders: ofwel wijkt één van de twee partijen af van haar standpunt (grote bevoegdheidsoverheveling versus geen bevoegdheidsoverheveling) ofwel komt er geen compromis. Ik denk dat – hoewel dat er een taboe op rust – eenvoudigweg moet gezegd worden dat N-VA in deze inderdaad geen compromis wilde bereiken omdat het niet in het verlengde van haar wensen lag om op haar principe toe te geven. Maar dezelfde eerlijkheid moet voor de PS gelden die dit verwijt naar N-VA slingerde. Het land België bestaat nu eenmaal uit twee naties die zich manifesteren in twee uit elkaar gegroeide democratieën. Daarom kunnen de twee partijen die hun natie als grootste partij vertegenwoordigen, niet tot een compromis komen. Welke partij daarin gelijk heeft doet er niet toe. De ene heeft andere belangen dan de andere en daarom ook andere wensen.

 

De Belgische "democratie"
Onder de titel 'De Wettelijkheid' beschrijft ARNAERT hoe de democratische meerderheid waarover de Vlamingen historisch in België beschikten, gebroken werd. De auteur schuwt de grote woorden niet en spreekt over 'een staatsgreep' en zelfs over 'een dictatuur', want "een politiek systeem waarin een minderheid de macht grijpt kan niet anders worden genoemd". Even later erkent hij wel dat deze greep met instemming van de Vlamingen genomen werd.

Vervolgens werpt hij een aantal rake bedenkingen op: "De motivatie dat men de minderheid wilde beschermen tegen de dictaten van de meerderheid, is vals. Ten eerste is democratie sowieso een dictatuur van de meerderheid. Het zijn slechts de eveneens in de Belgische Grondwet vastgelegde 'Rechten van de Belgen' die het potentieel totalitaire karakter van de democratie temperen." De rechten die zij in de grondwet verworven hebben volstaan om hen een eventuele bescherming tegen de meerderheid te bieden. Waarom dan al die ingebouwde procedures en blokkeringsminderheden waarmee de minderheid uiteindelijk haar wil aan de meerderheid oplegt?

Vervolgens denkt Arnaert verder en stelt "zelfs al zou de N-VA tachtig procent van de Vlaamse stemmen halen, dan nog zou zij het land niet kunnen hervormen zonder toestemming van de PS".

 

Natuurrecht boven democratie
Onder de titel "Law en Legislation" concludeert ARNAERT dat de Vlaamse onmacht totaal is en bijgevolg het systeem niet veranderen kan. Door te stellen dat wie zich in België aan de wet houdt onvrij is, neemt hij een aanloop naar zijn 'Kwantumsprong'. Daarop bouwt hij verder wanneer hij stelt dat als ooit een meerderheid een bepaalde wet goedgekeurd heeft, dergelijke wetten slechts kwantitatieve conventies zijn. Daarmee kan nooit de natuurrechtelijke waarheid ontkend worden. De auteur trekt hier de basisprincipes van de democratie in twijfel. Op dit punt doet de Belgische context met zijn blokkeringsminderheid er zelfs niet toe. In essentie moeten volgens die visie democratisch gestemde wetten niet aanvaard worden, wanneer deze niet in overeenstemming zijn met het natuurrecht. Het probleem is uiteraard dat er nergens onomstotelijk bepaald werd wat dat natuurrecht dan wel inhoudt. Mocht daarover duidelijkheid en zekerheid bestaan, dan was een democratische regeringsvorm niet eens nodig zijn. Dan schreef het natuurrecht wel voor hoe we onze samenleving zouden moeten organiseren. Maar blijkbaar bestaat daarover geen duidelijkheid en ontstaat er discussie over de wijze waarop een samenleving moet georganiseerd worden.
Met de these van de universele waarheid ontkent de auteur bovendien het belang van culturen die zich historisch in een bepaalde traditie ontwikkeld hebben en daaraan collectieve gezichtspunten ontlenen, die elkaar van cultuur tot cultuur kunnen tegenspreken.

 

De sprong
Zijn boek komt in het laatste hoofdstuk tot een hoogtepunt. En dat is meteen ook het meest verfrissende stuk omdat hij hier niet geleid wordt door de theorieën van AYN RAND. Doorheen het boek lijkt het er wat op dat ARNAERT, RAND zodanig bewondert dat hij naar een aanleiding zocht om er over te kunnen schrijven. Die aanleiding vond hij in de communautaire discussie. Dit leidde er echter toe dat hij heel wat onnodige – en soms foutieve – omzwervingen gemaakt heeft om uiteindelijk te zeggen wat hij zonder haar theorieën ook had kunnen overbrengen en zijn ideeën heel wat meer kracht hadden gegeven.

De boodschap die ARNAERT meegeeft is dat het breken van de wet per definitie een illegale handeling is, maar daarom geen immorele. En – zo redeneert hij verder – als er niets verkeerd is met het breken van een immorele wet, dan is er al helemaal niets verkeerd met het opzeggen van een politiek verband dat die immorele wetten in stand houdt. ARNAERT heeft gelijk wanneer hij stelt dat juridische documenten door morele wetten kunnen vervangen worden. Maar wie bepaalt wat immoreel (of tegen natuurrechtelijk) is? En is het dan ook zo dat de Belgische context reeds dat stadium bereikt heeft? Het is niet omdat de Vlamingen in de communautaire discussie 'objectief' gelijk hebben (zoals ARNAERT beweert bewezen te hebben) dat daarmee ver van het toch wel dubieuze 'natuurrecht' is afgeweken. Het is duidelijk dat ARNAERT een aantal interessante ideeën aanreikt. Maar ook dat deze in zijn boekje te summier werden uitgewerkt.

Een laatste overweging is op zijn minst gezegd origineel en bewijst zijn waardevolle roep naar meer waardigheid onder de Vlamingen. Zijn kwantumsprong wil niet zeggen dat we moeten springen naar Vlaamse onafhankelijkheid. Vooreerst niet omdat er volgens hem simpelweg geen Vlaamse meerderheid voor te vinden is. Maar bovenal omdat Vlaamse onafhankelijkheid een zwaktebod is. Hij legt het zo uit: "in plaats van de regels van een onrechtvaardig spel te verwerpen en te veranderen, ga je maar beter een eigen spel spelen? Nergens op de planeet bestaat een land waarvan een bevolkingsgroep die zelf de meerderheid van dat land uitmaakt secessie wil plegen. Niet het uitroepen van de onafhankelijkheid is de eerste prioriteit, maar het uitroepen van de soevereiniteit van de Vlamingen binnen de Belgische constructie." Hoe dat moet gebeuren, legt de auteur eveneens uit: "Dat kan met een eenvoudige resolutie. Het volstaat dat een gewone meerderheid van de Kamerleden van de Nederlandse Taalgroep een "Plakkaet van Verstotinghe" aanneemt waarbij alle blokkeringsminderheden ongegrond worden verklaard. Ongegrond wil zeggen: niet gegrond in de werkelijkheid." En de Franstaligen? Wel als die zich niet akkoord verklaren met deze democratische omwenteling, verhindert niets of niemand hen om zelf de onafhankelijkheid van Wallonië uit te roepen. Een leuke noot om mee te eindigen.

 

ARNAERT, B. (2011), De kwantumsprong: de wet breken om recht te halen. [S.l.]: Uitgeverij Lulu.com, 82 p. Met een voorwoord van MATTHIAS STORME. ISBN: 978-1-4477-6268-3
Boek verkrijgbaar via www.dekwantumsprong.be. en bij www.lulu.com

AVDS

 

< alle waarderingen en recensies